Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·che·laar
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van bochelen met het achtervoegsel -aar

enkelvoud meervoud
naamwoord bochelaar bochelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bochelaarm

  1. iemand die hard en moeilijk werkt
    •  
Synoniemen
  1. blokker, peuteraar

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be