Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blok·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blokker blokkers
verkleinwoord blokkertje blokkertjes

Zelfstandig naamwoord

de blokkerm

  1. iemand die hard studeert.
    • Hij was een echte blokker die al weken voor zijn examen heel hard aan het studeren is. 
     Zelf had ik er geen problemen mee om met blokkers te praten, Ze waren niet besmettelijk en ik was de beste in handbal van de klas, de een-na-beste in toestellengymnastiek en bovendien ploegleider.[1]
  2. verkorting van blokkeerder.
    • Hij gebruikte bèta-blokkers tegen hoge bloeddruk. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be