• peu·te·raar
enkelvoud meervoud
naamwoord peuteraar peuteraars
verkleinwoord peuteraartje peuteraartjes

de peuteraarm

  1. iemand die peutert
  2. iemand die zich met onbenullige zaken bezighoudt
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be