blusbaar
- blus·baar
- Naamwoord van handeling van blussen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | blusbaar | blusbaarder | blusbaarst |
verbogen | blusbare | blusbaardere | blusbaarste |
partitief | blusbaars | blusbaarders | - |
blusbaar
- dat een brand door blussen gedoofd kan worden
- De vlammen schoten hoog in de lucht maar er was zoveel bluswater beschikbaar dat de brand toch makkelijker blusbaar was dan eerst werd gedacht.
- Het woord 'blusbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.