Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blus·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen blusbaar blusbaarder blusbaarst
verbogen blusbare blusbaardere blusbaarste
partitief blusbaars blusbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

blusbaar

  1. dat een brand door blussen gedoofd kan worden
    • De vlammen schoten hoog in de lucht maar er was zoveel bluswater beschikbaar dat de brand toch makkelijker blusbaar was dan eerst werd gedacht. 

Gangbaarheid