Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blus·ap·pa·ra·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blusapparatuur
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de blusapparatuurv

  1. het geheel aan toestellen dat men nodig heeft om een brand te blussen
     Tot 2006 hadden we hier alles, brandweermannen, brandweerwagens, blusapparatuur.[1]
     Het aluminium omhulsel is korte tijd bestand tegen intense hitte. Brandweerlieden staan met blusapparatuur paraat om het vuur te kunnen bestrijden als dat nodig is.[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  2.   Weblink bron “Aluminiumfolie moet grootste boom ter wereld beschermen tegen brand” (17-09-2021), NOS