• bluf·po·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord blufpoker
verkleinwoord

het blufpokero

  1. dobbelspel voor 3-6 personen
  2. (figuurlijk) op en zeer risicovolle wijze onderhandelen waarbij liegen en bedriegen lijken te zijn toegestaan
    • Een bedrijf heeft een ultieme troef in handen: dreigen failliet te gaan als de bank geen extra geld geeft. Dat wil de bank niet, want faillissement levert grote verliezen op, en imagoschade. Maar eigenlijk is dat blufpoker, want een bedrijf wil óók niet failliet. Zo ver komt het dan ook zelden. Er kan zich ineens een andere oplossing aandienen, zoals verlossing door een buitenlandse overnamepartij. Dat geluk had de noodlijdende bouwer Ballast Nedam.[1]  
92 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Teri van der Heijden Carola Houtekamer 6 augustus 2015
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be