Blootvoets door het bos lopen.
  • bloot·voets
  • Samenstellende afleiding van bloot en voet met het achtervoegsel -s

blootvoets

  1. met of op blote voeten
    • Ze liep blootvoets door de tuin. 

blootvoets

  1. van iemand dat hij of zij geen schoeisel aanheeft
     We reden langzaam de stad in vanaf de haven omdat de straten vol waren met mensen en een klein soort rijtuigen die bestonden uit een wagen met een fiets in plaats van een paard, of zelfs een wagen met twee disselbomen en een blootsvoetse neger als paard.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767