• bloe·zend
vervoeging van: bloezen
verbogen vorm: bloezende

bloezend

  1. onvoltooid deelwoord van bloezen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bloezend bloezender bloezendst
verbogen bloezende bloezendere bloezendste
partitief bloezends bloezenders -

bloezend

  1. opbollend
    • Maar let op: u zult geduld moeten betrachten, want het is er deze en de komende weken nog vergeefs naar zoeken, in het straatbeeld. Evenmin zult u opbotsen tegen groepjes vrouwen met bloezende tops op smalle witte pantalons met bijpassende dip-dye zomen. [1] 
    • In de video zien we Maya Arulpragasam, zoals de Brits-Sri Lankaanse eigenlijk heet, in een bol bloezende oranje jumpsuit, bovenop een wolkenkrabber staan. [2] 
    • Waar bij mij in ieder geval geen twijfel over bestond is dat de Serre 2013 van Cantine Due Palme, die ervan gemaakt is, een buitengewoon smakelijke rosso is. Vol, rond, sappig, bloezend, flink gevuld. Met donker rijp fruit, een espressozweem, een chocoladeboontjes touch, angoratannines en een afdronk die maar geen afscheid kan nemen. [3] 




  1. HP de Tijd 30/07 | 2010 Iets om het lijf
  2. NRC Rolinde Hoorntje 15 april 2016 Met M.I.A. lijkt H&M duurzaam
  3. NRC 5 september 2015 Serieus drinken