bloemenspuit
- Geluid: bloemenspuit (hulp, bestand)
- IPA: / ˈblumə(n)ˌspœyt / (3 lettergrepen)
- bloe·men·spuit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloemenspuit | bloemenspuiten |
verkleinwoord | - | - |
- (huishouden) (tuinieren) toestel dat water door een nauwe opening perst om bloeiende planten te kunnen besproeien
- In de langwerpige schaal leg je van de papieren zakdoekjes een vlakke bodem. Maak met een bloemenspuit die bodem wat vochtig. Op die vochtige ondergrond zaai je de tuinkerszaadjes in de vorm van een paasgroet of paaswens. [2]
- Wellicht staat de plant in een (te) droge kamer, of heeft het warme weer voor snellere uitdroging gezorgd. Misschien kan een wekelijkse beurt met de bloemenspuit of vernevelaar de kans op bloei verhogen. [3]
- Het woord bloemenspuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "Natuur, wat doe je er mee? Paaswens van Tuinkers" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 101 nr. 73 (26 maart 1988); p. 45 (=47) kol. 7; geraadpleegd 2019-08-24
- ↑ "Met raad en daad: Hoya Bella" in: Nederlands Dagblad jrg. 42 nr. 10315 (4 augustus 1986); p. 5 kol. 2; geraadpleegd 2019-08-24