blauwkiel
- blauw·kiel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blauwkiel | blauwkielen |
verkleinwoord |
de blauwkiel m
- iemand die een blauwe kiel draagt
- (militair) Belgische soldaat
- Het woord 'blauwkiel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blauwkiel" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ blauwkiel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be