bitsheid
- bits·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bitsheid | bitsheden |
verkleinwoord | - | - |
de bitsheid v
- het bits zijn of zo overkomen
- De bitsheid van die vrouw irriteert veel mensen.
- Het woord bitsheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bitsheid" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be