binnenste
- bin·nen·ste
- afgeleid van binnenst met het achtervoegsel -e
- is op te vatten als de verbogen overtreffende trap van het bijwoord binnen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | binnenste | binnenstes binnensten |
verkleinwoord |
het binnenste o
- inwendige
- Het binnenste van de bonbon was gevuld met drank.
- het geestelijk leven van een persoon
- ▸ Chantal voelde de woede vanuit haar binnenste naar haar hoofd stijgen.[1]
1. inwendige
binnenste
- verbogen vorm van de stellende trap van binnenst
- Het woord binnenste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "binnenste" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be