binnenkruipen
- bin·nen·krui·pen
- samenstelling van binnen bw en kruipen ww
binnenkruipen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
binnenkruipen |
kroop binnen |
binnengekropen |
klasse 2 | volledig |
- op handen en voeten ergens naar binnen gaan
- ▸ Tijdens een surveillanceronde volgen agenten twee mannen die veel interesse tonen in woningen waar geen licht brandt. Na enkele minuten zien de agenten de mannen een raam opentrappen en een woning binnenkruipen.[1]
- (figuurlijk) stiekem, ongemerkt ergens insluipen
- ▸ Niettemin bewijzen publicaties dat men vuurbang bleef voor een eigenmachtige uitlegging van het „in gemeenschap met.” Bij de aanvaarding van de kerkorde kwam de draagwijdte van het punt nogmaals uitvoerig aan de orde: niet-gereformeerde belijders mochten niet door de mazen van de kerkorde de kerk binnenkruipen.[2]
- (figuurlijk) in de gedachten / in het gemoed gekomen
- ▸ Na die verschrikkelijke dag was er een door hemzelf gecreëerd virus zijn gedachtegoed binnengekropen.[3]
- Het woord binnenkruipen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Politie lost waarschuwingsschot bij achtervolging inbreker” (6 december 2013), Het Parool
- ↑ Weblink bron “Het oude volkshuis wordt verlaten” (19-11-2002), Reformatorisch Dagblad
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2