• bin·nen·drij·ven

binnendrijven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnendrijven
dreef binnen
binnengedreven
klasse 1 volledig
  1. op het water drijvend binnenkomen
     Een enorme man staart voor zich uit, ineengedoken, met een reddingsvest om zijn lijf. Zes meter hoog is de opblaasbare bootvluchteling die vanmiddag Breda kwam binnendrijven als onderdeel van het festival Graphic Matters.[2]
  2. op een rustige, kalme, onopvallende manier binnenkomen
     Ze sloot haar ogen en dommelde weg tot de geur van kool haar kamer binnendreef.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Metershoge opblaasbare vluchteling komt aan in Breda” (20-09-2017), NOS
  3. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132