• bin·de ind
  • Samenstelling van het Deense werkwoord binde en het Deense voorzetsel ind
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binde ind
binder ind
bandt ind
bundet ind
volledig

binde ind

  1. overgankelijk binden, inbinden
  2. overgankelijk inwikkelen
  3. overgankelijk omzwachtelen, verbinden
  • [1]: indbundne bøger
gebonden boeken, ingebonden boeken
  • [3]: den indbundne arm
de gebonden arm