Nederlands

 
biljarter
Uitspraak
Woordafbreking
  • bil·jar·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord biljarter biljarters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de biljarterm

  1. (sport) iemand die het biljartspel speelt
    • De Nederlandse biljarter maakte in een partij voor de teamcompetitie in de Bundesliga 40 caramboles in 4 beurten: een gemiddelde van 10.00. 'Magisch', zo omschreef de Nederlandse biljartbond de unieke prestatie van Jaspers in het driebanden.[1] 
    • De Urkse biljarter mag, vanwege zijn geloof, niet op zondag biljarten en kan daarom niet deelnemen aan KNBB-finales die vrijwel altijd op zondag worden gespeeld. Het college vroeg de biljartbond deze discriminatie op te heffen.[2] 

Meer informatie

Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 21 jan. 2018
  2. de Telegraaf 19 mei 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be