bijstandsontvanger
- bij·stands·ont·van·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijstandsontvanger | bijstandsontvangers |
verkleinwoord |
de bijstandsontvanger m
- iemand die een bijstandsuitkering ontvangt
- ▸ Landelijk leveren zo'n 60.000 bijstandsontvangers een deel van hun uitkering in als gevolg van de maatregel. Amsterdam kent relatief veel woningdelers met een bijstandsuitkering.[1]
- ▸ Gemeenten krijgen meer vrijheid om de regels toe te passen. Als een bijstandsontvanger zijn verplichtingen niet nakomt, kan de uitkering worden ingetrokken. In de gewijzigde plannen krijgen de gemeenten de vrijheid om die maatregelen over een langere periode uit te smeren.[2]
- ▸ Volgens de staatssecretaris is een cultuuromslag nodig bij bijstandsontvangers, gemeenten en werkgevers. "Gemeentelijke sociale diensten moeten bijstandsontvangers meer stimuleren om tijdelijk werk aan te pakken. Dat is altijd beter dan een uitkering", zegt De Krom.[3]
- Het woord bijstandsontvanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Samenwonende bijstandsontvanger verarmt door korting” (Donderdag 3 november 2016, 08:54), NOS
- ↑ Weblink bron “Wajongers ontzien in bijstandsplannen” (Maandag 3 februari 2014, 13:40), NOS
- ↑ Weblink bron “De Krom: bijstandsontvanger is laks” (Donderdag 16 augustus 2012, 23:59), NOS