• bij·nier·schors
enkelvoud meervoud
naamwoord bijnierschors bijnierschorsen
verkleinwoord

de bijnierschorsv / m

  1. (anatomie) buitenste laag van de bijnieren
     "De hormonen die het spiraaltje afgeeft, zijn dus niet alleen in de baarmoeder werkzaam, zoals de fabrikant en veel huisartsen beloven", zegt onderzoeker Jurate Aleknaviciute. "Er komen hormonen vrij die effect hebben op de bijnierschors, op de hersenen en op het hart. Van de anticonceptiepil weten we al dat die in het hele lichaam werkt en dat blijkt nu bij het hormoonspiraaltje ook zo te zijn."[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Onderzoekers: hormoonspiraaltje heeft ook bijwerkingen” (Maandag 3 juli 2017, 17:49), NOS