bijdruk
- bij·druk
- naamwoord van handeling van bijdrukken
- samenstelling van bij en druk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijdruk | bijdrukken |
verkleinwoord |
de bijdruk m
- een van de volgende oplagen van een gedrukt werk na de eerste oplage
- Bijdruk: Weinig gangbare bibliografische term voor een nieuwe oplage. De term kan niet gelijkgesteld worden met oplage omdat de eerste oplage van een druk niet als bijdruk betiteld kan worden; dat kan pas vanaf de tweede oplage die bij-gedrukt wordt. [1]
vervoeging van |
---|
bijdrukken |
bijdruk
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijdrukken
- ... dat ik bijdruk.
- Het woord bijdruk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijdruk" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ G.J. van Bork, H. Struik, P.J. Verkruijsse, G.J. Vis Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek(2002) geraadpleegd 26 oktober 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be