Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·druk·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bijdrukken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijdrukken
drukte bij
bijgedrukt
zwak -t volledig
  1. overgankelijk extra exemplaren van een drukwerk maken
    • Boekhandelaar Jeroen Kramer, om toestemming gevraagd om de kaart in de krant te mogen afdrukken, meldt dat hij op zijn beurt door de gemeente Berkelland op de vingers is getikt toen hij de ansichtkaart op de markt bracht. " De gemeente viel erover dat de vormgeving veel leek op het gemeentelogo, ook al zijn de letters en de vormen van de watermolenschoepen anders. Er is een compromis gevonden: wij mogen de voorraad gedrukte kaarten uitverkopen, maar de kaart niet meer bijdrukken. Er is dus in meerdere opzichten sprake van uitverkoop... [2] 
    • Hoe kon het zo enorm misgaan? Gemeentes als Amsterdam en Rotterdam lieten overdag al duizenden formulieren bijdrukken, omdat de opkomst hoger bleek dan verwacht. [3] 
    • Door de geldhoeveelheid te verdubbelen moest de deflatie worden omgebogen in een inflatie van 2 procent per jaar. Bijna twee jaar verder blijft de inflatie steken op 1 procent, en stijgen de bestedingen en investeringen maar heel licht. Aan de eerste pijl, het bijdrukken van geld (kwantitatieve verruiming), heeft het niet gelegen. Die heeft de yen sterk verzwakt, wat gunstig is voor de export, en de aandelenbeurs een grote impuls gegeven. [4] 
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de bijdrukkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bijdruk

Gangbaarheid

Verwijzingen