bifocaal
- bi·fo·caal
- In de betekenis van ‘met twee brandpunten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1949 [1]
- afgeleid van focus met het voorvoegsel bi- en met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | bifocaal |
verbogen | bifocale |
partitief | bifocaals |
bifocaal
- in het bezit van twee brandpunten
- Het woord bifocaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bifocaal" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bifocaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bifocaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be