bezoekersvisum
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·zoe·kers·vi·sum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezoekersvisum | bezoekersvisums bezoekersvisa |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het bezoekersvisum o
- toestemming om tijdelijk als bezoeker of toerist in een land te verblijven
- ▸ Boochani kreeg in november vorig jaar een bezoekersvisum in Nieuw-Zeeland, om daar te spreken op een literair festival. Maar nadat het visum verliep, bleef hij in de stad Christchurch.[1]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'bezoekersvisum' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Vluchteling die boek schreef over Australische kampen krijgt asiel in Nieuw-Zeeland” (Vrijdag 24 juli 2020, 19:03), NOS