bezinking
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·zin·king
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van bezinken met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezinking | bezinkingen |
verkleinwoord | bezinkinkje | bezinkinkjes |
Zelfstandig naamwoord
- het bezinken waarna zich bezinksel vormt
- (medisch) bezinkingssnelheid van de erythrocyten van het bloed, BSE, erytrocytbezinkingssnelheid, bloedbezinking
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
2. erytrocytbezinkingssnelheid
Gangbaarheid
- Het woord bezinking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezinking" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be