bezettingsautoriteit

  • be·zet·tings·au·to·ri·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord bezettingsautoriteit bezettingsautoriteiten
verkleinwoord

de bezettingsautoriteitv

  1. de overheid de door vreemde, bezettende mogendheid is ingesteld
     Volgens het Russische staatspersbureau Tass zijn alleen op dinsdag alle 1500 stembureaus geopend, op de andere vier dagen wordt "in de buurt" of "vanuit huis" gestemd. Wat dat inhoudt, is niet geheel duidelijk en verschilt per regio. De bezettingsautoriteit van Zaporizja heeft aangekondigd dat de autoriteiten van deur tot deur zullen trekken om mensen te 'helpen' bij een veilige stembusgang.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Referenda' in bezet Oekraïne van start: vijf vragen en antwoorden” (Vrijdag 23 september 2022, 07:00), NOS