Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • be·zem·struik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezemstruik bezemstruiken
verkleinwoord bezemstruikje bezemstruikjes

Zelfstandig naamwoord

de bezemstruikm [1]

  1. (bloemplanten) Spartium junceum   een sterk vertakte plant uit de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae  ). De soort groeit op droge, zonnige hellingen in Zuid-Europa en wordt elders gekweekt om de bloemen. De jonge takken zijn erg buigzaam, berijpt en ze dragen riemvormige bladeren. Soms zijn er echter bijna geen bladeren aanwezig. De bezemstruik heeft gele, grote bloemen die een zoete geur hebben. Ze zijn 2-2,5 cm lang
Hyperoniemen


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen