bewijsmateriaal
- be·wijs·ma·te·ri·aal
- samenstelling van bewijs ww en materiaal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bewijsmateriaal | bewijsmaterialen |
verkleinwoord | - | - |
het bewijsmateriaal o
- alles wat de juistheid van een bewering onweerlegbaar vastlegt
- Het bewijsmateriaal sprak tegen de verdachte.
- De onderzoeker had gezocht naar bewijsmateriaal om zijn bewering te ontkrachten maar dat was hem niet gelukt.
- ▸ Begrijp je nu wat ik bedoelde toen we boven naar de schilderijen keken, dat met dat oog?'Johanne knikte vastbesloten, ze begreep het, dit was zeg maar concreet bewijsmateriaal.[1]
1. alles wat de juistheid van een bewering onweerlegbaar vastlegt
- Het woord bewijsmateriaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691