• be·wijs·last
enkelvoud meervoud
naamwoord bewijslast bewijslasten
verkleinwoord - -

de bewijslastm

  1. (juridisch) verplichting om het bewijs van bepaalde feiten te leveren
     Het bewijzen is meestal met zekere moeielijkheid gepaard; de éene partij zal licht deze op de schouders van de andere willen schuiven, om zich zelve daarvan te ontheffen; vandaar dat men spreekt van den "bewijslast".[2]
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Antony Winkler Prins
    “Geïllustreerde encyclopaedie: woordenboek voor wetenschap en kunst, beschaving en nijverheid, Volume 10” (1884), Elsevier  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be