bewerven
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
bewerven | bewarf | beworven | beworven |
klasse 3 | volledig |
bewerven
- verwerven, bezorgen, verschaffen
- «Doe seide hi den jongheren, dat si hem een sceepken beworven om der scaren wille.»
- Toen zei hij tegen zijn discipelen, dat ze hem een scheepje moesten bezorgen vanwege de schare.
- «Doe seide hi den jongheren, dat si hem een sceepken beworven om der scaren wille.»
- bewerken, veroorzaken
- «Hi [...] bewarf, dat mense hem [de bloemen] brochte.»
- Hij bewerkstelligde dat mensen hem [de bloemen] brachten.
- «Hi [...] bewarf, dat mense hem [de bloemen] brochte.»
- verkrijgen, ontvangen
- wederkerend + genitief: zich toeleggen op, zich afgeven met
- «Aldus moten si alle bederven die hen loesheiden bewerven.»
- Zo moeten allen te gronde gaan die zich met kwade zaken bezighouden.
- «Aldus moten si alle bederven die hen loesheiden bewerven.»