toeleggen
- toe·leg·gen
- samenstelling van toe en leggen [1]
toeleggen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
toeleggen |
legde toe |
toegelegd |
zwak -d | volledig |
- wederkerend zich ~ op: zich specialiseren in iets, de meeste aandacht besteden aan
- Het Van Gogh museum legt zich toe op moderne en impressionistische kunst en dan vooral dat van Vincent van Gogh.
- op toe leggen: een achterstand oplopen
- ▸ Australië won goud, zilver en brons op de 100 meter vrije slag. De winnende tijd was 55,4 en daar legde ik zeventien seconden op toe. Dat is een zee van tijd bij het zwemmen, ongeveer als anderhalve seconde op de 100 meter hardlopen.[3]
de toeleggen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord toeleg
- Het woord toeleggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toeleggen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ toeleggen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be