• be·vrij·dend
vervoeging van: bevrijden
verbogen vorm: bevrijdende

bevrijdend

  1. onvoltooid deelwoord van bevrijden
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bevrijdend bevrijdender bevrijdendst
verbogen bevrijdende bevrijdendere bevrijdendste
partitief bevrijdends bevrijdenders -

bevrijdend

  1. van iets dat men er minder gespannen door wordt
    • In deze fase leek Oranje de groepswinst al definitief af te dwingen, maar de bevrijdende 1-0 viel pas na rust na een scherp aangemeten vrije trap van Sherida Spitse. Anouk Dekker kopte met hulp van haar eigen schouder raak. [1] 
    • Ze kan het bevrijdende gevoel op het schip nog goed herinneren. [2] 
     Vanzelfsprekend was dat niet de verstandigste bezigheid op een hoogte van 4000 meter, vol in de zon, maar er was maar één dag per jaar om net zo naakt als Adam door het paradijs te wandelen en dat wilde ik niet missen. Ik smeerde me van top tot teen in met factor 50, hees mijn zware rugzak op mijn rug en liep omhoog richting ‘Pinchot Pass’. Het was even wennen, maar al snel voelde het bevrijdend.[3]
  1. Tubantia Tim Reedijk 20-06-19 Oranje na zege op Canada in achtste finales tegen Japan
  2. Het Parool Jorien van der Keijl29 april 2017 Hier kun je meedoen aan een Vrijheidsmaaltijd
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers