• be·vrijd
  • vervoeging van bevrijden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bevrijd bevrijder bevrijdst
verbogen bevrijde bevrijdere bevrijdste
partitief bevrijds bevrijders -

bevrijd [1]

vervoeging van
bevrijden

bevrijd

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevrijden
    • Ik bevrijd. 
  2. gebiedende wijs van bevrijden
    • Bevrijd! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevrijden
    • Bevrijd je? 
vervoeging van: bevrijden…
verbogen vorm: bevrijde

bevrijd

  1. voltooid deelwoord van bevrijden
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]