bevernel
  • be·ver·nel
enkelvoud meervoud
naamwoord bevernel bevernellen
verkleinwoord

de bevernelv / m

  1. (plantkunde) Pimpinella   geslacht van kruidachtige planten uit de schermbloemenfamilie
     Geef maar toe dat u van alles ziet, maar geen fluitenkruid, of juist wel, maar dan bent u echt een kenner. Dan vindt u andere planten waarschijnlijk ook veel mooier, dan slaat uw hart pas echt over als u in een Groningse berm, zeg in de buurt van Finsterwolde, de Grote Bevernel aantreft – ook een schermbloemige plant, maar één die in Nederland alleen in Limburg voorkomt, zónder gewimperd omwindselblad, maar veel interessanter dan het ordinaire fluitenkruid, want zeldzaam.[3]
17 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[4]