beverig
- be·ve·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beverig | beveriger | beverigst |
verbogen | beverige | beverigere | beverigste |
partitief | beverigs | beverigers | - |
beverig
- bij voortduring licht schokkend bewegen, onregelmatige trilling vertonend
- Op 22 augustus 1854 schreef M.C. van Hall in beverig handschrift - hij was 86 jaar - het briefje dat aan het dictaat werd toegevoegd: (…) [2]
- koortsig, rillerig
- Ze is toch ook wel beverig en heet en koud tegelijk. [3]
- onvast, sentimenteel
- Het klinkt slap en beverig als ik het zo zeg, maar ik ben nu eenmaal een overlevende van toen. [4]
- Het woord beverig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beverig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Gsll, H.C."Bilderdijk en Van der Keessel" in: Het Bilderdijk-museum. jrg. 1 nr. 1 (1984) Vereniging ‘Het Bilderdijk-Museum’, Amstelveen; p. 3; geraadpleegd 2016-05-05
- ↑ Stuwe, J.R. vanDe seizoenen der ziel. Psycho-analytische roman. (1937) A.W. Bruna & Zoon, Utrecht; p. 54; geraadpleegd 2016-05-05
- ↑ Barnard, B.Een vage buitenlander. Terug naar Engeland. (2009) Atlas, Amsterdam, ISBN 9789045013558; geciteerd in Liter. jrg. 13 nr. 59 (2010) Boekencentrum Uitgevers, Zoetermeer; p. 4; geraadpleegd 2016-05-05
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be