beveiligingspersoneel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vei·li·gings·per·so·neel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beveiligingspersoneel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het beveiligingspersoneelo

  1. alle mensen die in dienst zijn van een bedrijf die een mens of een zaak beschermen tegen aanvallen
     Door die shutdown, zoals de gedeeltelijke sluiting van de overheid heet, zitten zo'n 800.000 ambtenaren noodgedwongen thuis. Eerder vroeg Pelosi ook al om uitstel van de State of the Union, omdat een deel van het beveiligingspersoneel met onbetaald verlof is gestuurd vanwege de financieringsproblemen.[1]
     Chaos op acht Duitse luchthavens. Het beveiligingspersoneel daar staakt vandaag. Daardoor zijn honderden vluchten geschrapt.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Trump stelt 'troonrede' uit tot na shutdown” (Donderdag 24 januari 2019, 06:36), NOS
  2.   Weblink bron “Staking Duitse luchthavens: 'Nu kan ik 5 uur met mijn koffer de trein in'” (Dinsdag 15 januari 2019, 13:39), NOS