betten
- bet·ten
- In de betekenis van ‘bevochtigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1460 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
betten |
bette |
gebet |
zwak -t | volledig |
betten
- overgankelijk verwijderen van vocht met een lapje of een depper
- ▸ 'Toch meen ik gehoord te hebben dat ze ooit hebben gewedijverd om de gunsten van prins Henry.'De graaf bette elegant zijn rode lippen. 'Dat ze hebben geprobeerd zijn liefde voor prinses Elfilda te doen bekoelen.'[2]
vervoeging van |
---|
betten |
betten
- meervoud verleden tijd van betten
- Wij betten.
- Jullie betten.
- Zij betten.
- Wij betten.
- Het woord betten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "betten" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "betten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be