• be·trek·ke·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen betrekkelijk betrekkelijker betrekkelijkst
verbogen betrekkelijke betrekkelijkere betrekkelijkste
partitief betrekkelijks betrekkelijkers -

betrekkelijk

  1. enkel waarde of betekenis hebbend in vergelijking met iets anders, relatief
    • Dat vind ik een betrekkelijk begrip. 

betrekkelijk

  1. tamelijk, nogal
    • In die winkel zijn de artikelen betrekkelijk goedkoop. 
     De betrekkelijke stilte die er heerste was een oase van rust vergeleken bij de afgelopen uren waarin de tweeling als vanouds voor kabaal had gezorgd.[2]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]