betekenismoment
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: betekenismoment (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈtekəˌnɪsmoˌmɛnt / (6 lettergrepen)
Woordafbreking
- be·te·ke·nis·mo·ment
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van betekenis zn "strekking" en moment zn "werking in een bepaalde richting"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | betekenismoment | betekenismomenten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het betekenismoment o
- (taalkunde) strekking die een woord vanuit een bepaalde invalshoek heeft
- ▸ Zo kan men stellen dat binnen het woord huisdeur met het klankvormmoment huis- het ‘huis-achtige’ betekenismoment van het woord als geheel correspondeert en met het klankvormmoment -deur, zijn ‘deurachtig’ betekenismoment. Insgelijks correleert in het woord appels met het klankvormmoment appel- het ‘appelachtige’ betekenismoment en met het klankvormmoment -s het betekenismoment ‘meer dan één’.[1]
- ▸ Soms heeft met woorden als zelden, vaak, etc. een kategoriaal of grammaticaal betekenismoment gemeen, dat we in ons proefschrift Het Probleem van de Woordsoorten, p. 104, ‘frequentie’ genoemd hebben. Bovendien heeft het woord een lexicaal betekenismoment, waardoor het zich van zelden, vaak, etc. onderscheidt en dat we hier de ‘wel-niet-verhouding’ noemen (tegenover b.v. zelden de ‘meer-niet-dan-wel-verhouding’).[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'betekenismoment' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron H. SchultinkDe studie van de Nederlandse morfologie vanuit wetenschapshistorisch oogpunt in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 109 nr. (voorjaar 1993), E.J. Brill, Leiden, p. 1 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron H. RoosePrimair en Secundair Gebruik in: De Nieuwe Taalgids., jrg. 60 nr. 2 (voorjaar 1967), J.B. Wolters, Groningen, p. 126