betegelen
- be·te·ge·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
betegelen |
betegelde |
betegeld |
zwak -d | volledig |
betegelen
- een vloer of wand van tegels voorzien
- Hij betegelde de badkamer.
1. een vloer of wand van tegels voorzien
- Het woord betegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "betegelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be