Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stek·bak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bestekbak bestekbakken
verkleinwoord bestekbakje bestekbakjes

Zelfstandig naamwoord

de bestekbakm

  1. (huishouden) in vakjes onderverdeelde bak om bestek gesorteerd in te bewaren
    • De vorken liggen in de bestekbak. 

Meer informatie

Gangbaarheid