• be·spoe·di·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bespoedigen
bespoedigde
bespoedigd
zwak -d volledig

bespoedigen

  1. overgankelijk een proces of ontwikkeling versnellen, sneller tot het eind brengen
    • Wanneer de gevraagde stukken bij de aanvang van de controle aanwezig zijn, bespoedigt dit de gang van zaken. 
    • De therapie bespoedigde het herstel bij een deel van de patiënten. 
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be