• be·spoe·dig·de
vervoeging van
bespoedigen

bespoedigde

  1. enkelvoud verleden tijd van bespoedigen
    • Ik bespoedigde. 
    • Jij bespoedigde. 
    • Hij, zij, het bespoedigde. 
  2. verbogen vorm van bespoedigd, voltooid deelwoord van bespoedigen