• be·spat·ten

bespatten [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bespatten
bespatte
bespat
zwak -t volledig
  1. overgankelijk iets door spetteren druppelsgewijs nat en vuil maken
    • De lijst is verschenen in Inspire, het online propagandamagazine van al-Qaeda. Het artikel gaat vergezeld van met bloed bespatte afbeeldingen van de leiders in kwestie. Het lijkt te zijn bedoeld als handleiding voor 'lone wolves', eenlingen met moorddadige plannen, zodat die weten wie ze op de korrel moeten nemen. Met het doden van de captains of industry kan de "opleving van de Amerikaanse economie" worden gestuit, aldus al-Qaeda. [2] 
    • Albert kan zijn gezicht niet zien, het is met modder bespat [3] 
  2. overgankelijk iets door spetteren druppelsgewijs verven
    • Kaasdoek filtert het winterlicht dat naar binnen valt door het glazen dak. Over de houten vloer ligt een witte beschermlaag, bespat met klodders geel en rood. Met militaire precisie staan de verftubes en -potjes op kleur in het gelid. [4] 
95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf 11 sep. 2015 Al-Qaeda publiceert dodenlijst
  3. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 20
  4. De Telegraaf MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL 06 jan. 2017 Schilderen als noodzaak
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be