berkenstam
- Geluid: berkenstam (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɛrkə(n)ˌstɑm / (3 lettergrepen)
- ber·ken·stam
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | berkenstam | berkenstammen |
verkleinwoord | - | - |
de berkenstam m
- rechtopstaande dikke houten stengel met vaak witte bast die de wortels van een berkenboom Betula verbindt met de kruin
- Man wijst op een extra attractie, speciaal voor ons: „Kijk, een doorgezaagd weesmeisje.” Twee van elkaar geweken helften van een over het pad gevallen berkenstam. Goeie truc. [2]
- Ze hield zich vast aan een dunne berkenstam, zoog lucht naar binnen, keek om zich heen, en onderscheidde vaag bomen, stenen, struiken. [3]
- Het woord berkenstam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Roodnat, J.Het bomenbal (6 november 2010) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-08-22
- ↑ Smeets, J."De sjaal" in: Tirade. jrg. 8 nr. 88 (april 1964) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 281; geraadpleegd 2019-08-22