berinnen
- be·rin·nen
de berinnen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord berin
- Het woord berinnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
berinnen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord berinne
- genitief enkelvoud van berinne
- datief enkelvoud van berinne
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
berinnen | beran | beronnen | beronnen |
klasse 3 | volledig |
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
berennen | berent berant | ||
zwak | volledig |
berinnen [1]
- overgankelijk +accusatief een stad, burcht e.d. bestormen
- ...tslot Ter Vaez ... ende beronnen, nedergheworpen ende ghewonnen
- overgankelijk bedekken, overdekken
- Die locht wert met nevel beronnen.
- Grote slaghe ende gedichte gaf hi hare ende harde vele, dat hare haer hals ende hare kele met den bloede al was beronnen.
- overgankelijk vervuld worden
- Hi wort beronnen metter vaert met ontfermenisse te hem waert.
- ergatief bedekt raken
- Dat hem die lichame ende die lede met bloede beronnen menigvoud.
- In later tijden wordt het sterke berinnen verdrongen door de zwakke vormen van berennen
- ↑ Middelnederlandsch woordenboek van Eelco Verwijs, Jacob VerdamDeel 1, 1885 M. Nijhoff