berijpt takje
  • be·rijpt
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen berijpt berijpter berijptst
verbogen berijpte berijptere berijptste
partitief berijpts berijpters -

berijpt [1]

  1. bedekt met aangevroren mist
     Je denkt: hij komt niet meer dit jaar, dit keer blijft het voor altijd winter, voor altijd donker, het leven voor eeuwig een januari vol berijpte kunstgrasvelden en verwoed rondjes pootje-overende schaatsers. Maar nee.[2]
     'Misschien dat een enkel grasveld dus wit berijpt gaat worden, maar vanwege de warmte in de grond zal dat zeer lokaal zijn'.[3]
74 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Altijd de eerste” (02/03/2012), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    Sanne Riepema
    “Vroege vogels kunnen winterjas uit de kast halen” (25-09-2013), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be