Nederlands

 
bergschoen
Uitspraak
Woordafbreking
  • berg·schoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bergschoen bergschoenen
verkleinwoord bergschoentje bergschoentjes

Zelfstandig naamwoord

de bergschoenm

  1. stevige, hoge schoen die geschikt is om bergen mee te beklimmen
     Phoa heeft wel iets weg van een vrouwelijke Indiana Jones, met haar buitenhoofd, lange vlecht, bergschoenen en afgeleefde backpack – de wetenschapper in het wild.[1]
     De politie werd gisteren gealameerd door een bergbeklimmer die tijdens een klimtocht in de buurt van een gletsjer op ongeveer 2500 meter hoogte wat botten en een bergschoen had gevonden.[2]
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “De vrouw die de rivieren gaat redden: ‘Slechts een paar generaties geleden konden we er nog uit drinken’” (6 december 2019), de Volkskrant
  2.   Weblink bron “Oostenrijkse politie vindt na 54 jaar lichaam wandelaar” (12-08-2011), Tubantia