• be·ren·lul
  • In de betekenis van 'kroket of frikadel' voor het eerst aangetroffen in het jaar 1987 [1]
  • samenstelling van  beer  en  lul  met het invoegsel -en-  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord berenlul berenlullen
verkleinwoord - -

de berenlulm

  1. (zoötomie) het mannelijk (reproductief) orgaan van een beer
  2. (voeding) (schertsend) frikandel
  3. (schertsend) slaapzak M52 van de Nederlandse landmacht, opgerold in een helft van een zogeheten puptent die over de ransel (met aangehangen pukkel) wordt vastgemaakt met kruisriemen