benzoë
  • ben·zoë
  • uit het Arabisch [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord benzoë
verkleinwoord

de benzoëv / m

  1. hars verkregen uit een boom die behoort tot de Styracaceae   dat men gebruikt voor wierook en parfum
     Candy is een cocktail van muskus, benzoë en karamel.[2]
26 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Kim De Craene
    “De jongste creaties van de modehuizen, in een flesje” (30/09/2011), De Standaard
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be