Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Benjamin


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ben·ja·min
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord benjamin benjamins
verkleinwoord benjaminnetje benjaminnetjes

Zelfstandig naamwoord

de benjaminm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) jongste of jongere in een gezin, kring, gezelschap of vereniging
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) lieveling, troetelkind

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen