bemiddelbaar
- be·mid·del·baar
- Naamwoord van handeling van bemiddelen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bemiddelbaar | bemiddelbaarder | bemiddelbaarst |
verbogen | bemiddelbare | bemiddelbaardere | bemiddelbaarste |
partitief | bemiddelbaars | bemiddelbaarders | - |
bemiddelbaar
- dat het probleem oplosbaar is zonder tussenkomst van de rechter
- dat iemand voldoende capaciteiten heeft om voor een baan in aanmerking te kunnen komen
- Vliegenthart: „Wat Rotterdam doet is: ook al blijf je in de uitkering zitten omdat je nu eenmaal ‘moeilijk bemiddelbaar’ bent, dan is ons doel niet: we leiden je naar werk. Nee, je blijft binnen de bijstand en om die bijstand te kunnen behouden, moet je een tegenprestatie leveren. Op straffe van het opzeggen van je uitkering.[1]”
- Het woord bemiddelbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Bas Blokker NRC 14 mei 2016